Momenten
Hotel Negresco, dikke tafta gordijnen, zoals de meisjes op het Waals internaat dragen wanneer ze naar een ‘Soirée Rallye’ gaan. Lampjes aan de muur, ovaal, met langgerekte zijden kapjes. Corduroy zetels met koperen nagels opgespannen, hoge, houten lambrisering, een zwaar whisky glas voor Perrier, Blini’s met zalm en witte kaas aan 22€, een carrousel van peperdure nootjes, vast tapijt waarin je langzaam verdwijnt, een zelfreinigend toilet, handlotion, een valet in een helrode kniebroek, en dito kous, een mariablauwe vest.
We zitten op de helling aan de promenade des Anglais. De zomer rust al op de zee en legt ons, flaneurs, in een dieporanje gloed. Sommigen dragen een hemd of lichte trui, de toeristen. Zij die van hier komen (de Niçoisen?) een donzen jasje. Eens de zon weg, is het koel, maar voor ons van het Noorden is de zonnestreling een extra-time, leven in reservetijd, als een laatste lichte streling van je bijna-ex-lief, voorzichtig verdwijnend.
Nice, twee oudjes op de Promenade des Anglais. Zoals zij telkens voor en achter ons liepen, omdat zij aarzelden, halt hielden, achter zich staartden, zoekend, opnieuw hun pas vonden, in de mist van de woeste zee, alsof er ginds nog teveel was wat ze wilden zien. Ze wisten dat ze maar één richting op konden, westwaats, hun gezicht in het flakkerende licht van een gewelddadige zon op een turbulente zee. Een voorbode? Misschien. Maar hij: klein, de handen op de rug, ietwat gebogen maar argeloos en met de blik naar voren, zich reeds verzoend met wat er niet meer komen zou.