Dag Damiaan,
Ik las onlangs een interview met u in de krant. De Standaard denk ik. Met Guinevere Claeys. Met haar is het altijd een voorrecht. Ze tovert met woorden, maar terloops en onopvallend.
Vandaag tijdens het joggen bedacht ik opeens dat het wel een mooi interview was. Omdat er niets in stond. Niets belangwekkends. Het was gewoon een gesprek met een mens zonder boodschap. Dat is verfrissend. Dat het gewoon zomaar is. Zonder iets en zonder niets. Je krijgt gewoon even een inkijk in een moment tussen twee mensen die samen lunchen.
Af en toe kom ik u tegen in de stad. U schrijdt dan op uw fiets voorbij. In de autovrije Hoogstraat laveert u tussen de mensen, met uw loden jas die achter uw zadel nadanst. Of op de Leien, ongeveer ter hoogte van mijn huis, aan de Belegstraat en de Brederodestraat. Altijd wil ik even groeten, ‘danku meneer de Schrijver’ roepen, ‘voor de mooie momenten die u mij geeft’. Ik ben jaloers op uw wezen – ik bedoel daarmee uw gargantueske postuur, fenomenaal benadrukt door die loden jas. Ik droom daarvan: om als een Vita Sackville West met een wollen kniebroek en lange kousen de dagen te trotseren. Maar ik durf dat niet. Maar op een dag komt dat wel. Alle beetjes helpen en uw beetje ook.